Verklaring samenwerkende vergunninghouders n.a.v. het verschijnen van het RSJ advies op woensdag 2 november 2016

 

Noot vooraf; deze verklaring – uitgezonderd de voetnoot – mag alleen en uitsluitend integraal gebruikt en geciteerd worden

 

De vergunninghouders interlandelijke adoptie hebben op woensdag 2 november 2016 om 8:18 uur het 100 pagina tellende advies van de RSJ aan de Minister van Veiligheid en Justitie ontvangen. Dat advies is openbaar en dient als input voor de beleidsontwikkeling van de Ministerie van V&J. De vergunninghouders zullen inhoudelijk reageren maar hebben tijd nodig om het advies zorgvuldig te lezen, te beoordelen en hun reactie aan de Minister te overhandigen.

 

Voor de vergunninghouders staat centraal dat de belangen van het kind gediend zijn met adoptie en dat op zorgvuldige en onderbouwde wijze invulling kan worden gegeven aan internationale en nationale wet- en regelgeving omtrent adoptie.

 

Wereldwijd groeien nog steeds veel te veel kinderen op zonder ouders. Volgens het Verdrag van de Rechten van het Kind en het Haags Adoptieverdrag is het een fundamenteel recht van kinderen om de kans te krijgen op te groeien in een gezin met wie het een permanente juridische band heeft. Nederland is partij in deze verdragen waarin dit standpunt is vastgelegd vanuit het belang van het kind1.

 

Het aantal ouders dat open staat of kan staan voor de opname van een geadopteerd kind neemt steeds verder af terwijl het aantal kinderen dat op moet groeien in gezinsvervangende situaties alleen maar toeneemt. Plaatsing van adoptabele kinderen in een permanente gezinsvervangende situatie terwijl er mogelijkheden voor interlandelijke adoptie zijn, is in strijd met het Verdrag van de rechten van het kind en met het Haags Adoptieverdrag.

 

Namens de samenwerkende vergunninghouders (Vereniging Wereldkinderen,  Stichting Kind en Toekomst, de Nederlandse Adoptie Stichting, Meiling en Adoptiestichting A New Way),

Sanne Buursink-de Graaf
Voorzitter 2015-2016

_____________
1 In de Guide to Good Practice van het Verdrag is in hoofdstuk 2.1.1. de subsidiariteit van kinderen beschreven. Hierbij is een hiërarchie in beschermende maatregelen opgenomen, waarbij ook de tijdsduur is meegenomen voordat er een maatregel voor een kind is genomen. Dit hoofdstuk is als bijlage (of als Engelstalig) bij deze verklaring opgenomen

.